De Amerikaanse schilder John Goffe Rand vond in 1841 de oprolbare tube uit. Voor die tijd werd verf in potten van aardewerk of hout bewaard. En natuurlijk in varkensblazen maar die gingen vaak lek. Het kon dus een flinke kliederboel worden. Door de tube droogt de verf minder snel uit. En schilders kunnen hierdoor hun verf makkelijker mee op reis nemen. Een uitvinding kan een andere manier van schilderen veroorzaken. De Franse schilder Claude Monet (1840-1926) verliet vaker zijn atelier om buiten te gaan schilderen. Dat ging nu prima met een schilderkist vol tubes in een schoudertas en een uitklapbare schildersezel op zijn rug. Monet wordt een impressionist genoemd. Het woord impressie betekent indruk of zoals Monet zei: ‘Ik wil alleen nog maar het licht vangen met kleurige verfstreken.’ Dagen zat hij buiten, in regen, wind en zon om de natuur in verf vast te leggen.
Er zijn diverse soorten verf zoals waterverf, temperaverf, gouacheverf, olieverf en acrylverf. Die kan je in een tube stoppen. Wanneer je gaat schilderen kijk goed welke verf je gebruikt. Want elke verfsoort heeft andere eigenschappen.
Ga naar materialen.